Tamme konijnen zijn minder bevreesd dan hun wilde soortgenoot

Tamme konijnen zijn veel meer onverschrokken dan wilde konijnen. Een nieuwe studie laat zien dat tammer worden van gedomesticeerde konijnen wordt geassocieerd met veranderingen in hersengebieden die de perceptie van angst en de reactie op angst beheersen.

De domesticatie van dieren verloopt geleidelijk naarmate het genoom van wilde dieren evolueert en zich aanpast aan het leven in gevangenschap. Dergelijke genetische veranderingen kunnen zich manifesteren in hoe een dier eruit ziet, zich gedraagt, functioneert en zich vermenigvuldigt. Het meest opvallende van deze modificaties is ‘tameness’, – een gemeenschappelijk kenmerk van gedomesticeerde soorten – wat betekent dat de dieren zachter naar en minder bevreesd voor de mens zijn, vergeleken met hun wilde voorouders. Een belangrijke en meestal onopgeloste vraag is welke genetische veranderingen tam gedrag veroorzaken en hoe deze de hersenfunctie beïnvloeden. Een dieper begrip van de biologie van ‘tameness’ bij huisdieren kan ook helpen om te modelleren hoe hersenmorfologie het gedrag van mensen beïnvloedt.

Uitgaande van een eerdere studie, waarin ontdekt was dat het DNA van wilde en gedomesticeerde konijnen voornamelijk verschilt in genen die een rol spelen tijdens de ontwikkeling van de hersenen, zijn er nu hoge-resolutie magnetische resonantie beeldvorming (MRI) gebruikt om aan te tonen dat wilde en huishoudelijke de hersenen van konijnen verschillen in morfologie.

Wilde konijnen hebben een zeer sterke vluchtreactie, wat betekent dat ze vluchten wanneer ze bedreigd worden. In de natuur helpt dit hen om predatie te voorkomen. Daarentegen zijn de meeste tamme konijnen volgzaam en is hun vluchtreactie bijna geheel verdwenen. Charles Darwin benadrukte deze opvallende verschuiving in gedrag in On the Origin of Species: “Bijna geen enkel dier is moeilijker te temmen dan de jongen van het wilde konijn, nauwelijks enig dier is tammer dan de jongen van het tamme konijn.”

Als je wilde en tamme konijnen onder vergelijkbare omstandigheden laat groeien, gedragen ze zich nog steeds anders – wat betekent dat de verschillen eerder voortkomen uit hun genen dan uit hun opvoeding. De mens zelf heeft deze wenselijke genetische eigenschappen door selectief fokken gepropageerd sinds ze meer dan duizend jaar geleden begon met het houden van konijnen in gevangenschap.

Aacht binnenlandse en acht wilde konijnen werden onder zeer vergelijkbare omstandigheden groot gebracht om verschillen in gedrag ten gevolge van milieu of sociale interacties te minimaliseren. Hersen-MRI scans zijn gemaakt en de beelden zijn daarna geanalyseerd en geïnterpreteerd.

  • Ten eerste hebben tamme konijnen een kleinere hersen-tot-lichaam-afmetingsverhouding dan wilde konijnen, een verschil dat eerder is gedocumenteerd bij verschillende andere huisdieren.
  • Ten tweede hebben tamme konijnen een verminderde amygdala – het hersengebied dat betrokken is bij het waarnemen van angst – en een vergrote mediale prefrontale cortex, die reacties op angst bestuurt.
  • Ten derde hebben tamme konijnen minder weefsel dat verschillende delen van de hersenen verbindt, de witte stof. Dit bemoeilijkt de communicatie binnen en tussen de hersenhelften en kan verklaren waarom tamme konijnen langzamer reageren en flegmatieker zijn dan hun wilde tegenhangers. Deze veranderingen in hersenmorfologie en de gevolgen hiervan voor de functie ervan zouden het meer tamme gedrag van tamme konijnen kunnen verklaren, inclusief hun zwakke vluchtrespons.

De schaal van de verschillen in de organisatie van de hersenen was verrassend omdat wilde en tamme konijnen slechts ongeveer 1000 jaar apart evolueerden – een zeer korte periode in evolutionair opzicht. Geen enkele eerdere studie bij gedomesticeerde dieren heeft veranderingen in de hersenmorfologie onderzocht in deze diepte, maar we veronderstellen dat vergelijkbare veranderingen in hersenmorfologie zeer waarschijnlijk aanwezig zullen zijn in andere huisdieren. Heeft dit resultaat implicaties voor de menselijke biologie? Onze levenservaringen hebben een grote invloed op ons gedrag, maar de konijnengegevens ondersteunen sterk het idee dat verschillen in onze genetische samenstelling van invloed zijn op hoe we angst voelen en hanteren.

Bron: The Sience Breaker

Link naar het originele artikel

VPKV